Opstellen Saneringsplan, BUS melding, Plan van Aanpak, Nazorgplan en evaluaties
Indien de bodem en/of het grondwater gesaneerd moet worden dient, voorafgaand aan de sanering, een saneringsplan te worden opgesteld. Na afloop van de sanering wordt een evaluatierapport opgesteld en ter beoordeling ingediend bij het bevoegd gezag. RVI milieu heeft veel ervaring met het opstellen van saneringsplannen en evaluatierapporten.
Bij bodemsanering van historische bodemverontreinigingen (ontstaan voor 1 januari 1987) is het van belang of het gaat om een ernstig of niet ernstig geval van bodemverontreiniging. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging als meer dan 25 m3 grond of 100 m3 grondwater verontreinigd is met stoffen boven de interventiewaarde. Er mag pas in de bodem worden gegraven nadat het bevoegd gezag (Wet bodembescherming) heeft ingestemd met een saneringsplan. Een sanering van een ernstig geval moet door een erkende instelling (BRL SIKB 7000) worden uitgevoerd en door een erkende instelling en persoon (BRL SIKB 6000) milieukundig worden begeleid.
Een relatief eenvoudig ernstig geval van bodemverontreiniging kan in meeste gevallen worden gesaneerd met een melding conform het Besluit uniforme saneringen (BUS). Het BUS is een landelijke uniforme regeling voor eenvoudige, gelijksoortige saneringen die in korte tijd kunnen worden afgerond. Naar schatting valt circa 60 procent van de bodemsaneringen onder BUS.
Indien een bodemsanering wordt uitgevoerd met allerlei technische en organisatorische randvoorwaarden en uitgangspunten dan wordt een saneringsplan op maat opgesteld. Ook kan het zijn dat de betreffende bodemverontreiniging niet onder de reikwijdte van het Besluit uniforme saneringen valt, waardoor een saneringsplan eveneens noodzakelijk is. Bijvoorbeeld als het een nieuw geval van bodemverontreiniging betreft ontstaan na 1 januari 1987.
Indien uit bodemonderzoek blijkt dat het gaat om een niet ernstig geval van bodemverontreiniging dan is de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming niet van toepassing hoeft er geen sanering te worden uitgevoerd. Bij een niet ernstig (en historisch) geval van bodemverontreiniging is het tevens niet noodzakelijk dat de bodemsanering wordt uitgevoerd door een erkende instellingen of een persoon.
Indien er grondwerkzaamheden worden verricht in een niet ernstig geval van bodemverontreiniging, wordt normaliter een Plan van Aanpak opgesteld en ingediend bij de betreffende gemeente. In de praktijk worden niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging toch door een erkende instelling en persoon (BRLSIKB 6000) uitgevoerd.
Bij bodemherstel (bodemverontreinigingen ontstaan na 1 januari 1987) is het niet relevant of het een ernstig of een niet ernstig geval betreft. Hierbij moet het herstel (volledig verwijderen van de verontreiniging) worden uitgevoerd door een erkende persoon of instelling. Een uitzondering wordt gemaakt indien bij een ongewoon voorval acuut maatregelen moeten worden getroffen (doorgaans eerste 24 uur na ontdekking van het ongewone voorval).
Na afloop van de bodemsanering wordt de sanering geƫvalueerd in een evaluatierapport. Het evaluatierapport dient, ter goedkeuring, bij het bevoegd gezag te worden ingediend. Indien er restverontreiniging in de bodem achterblijft, moet er tevens een Nazorgplan worden opgesteld en ingediend.